Ik had mijn haar in een vlecht gevochten die tegen mijn rug aan bungelde, maar ik merkte het nauwelijks. Ik was te druk met het staren naar een jonge vrouw, die vast stond in het schandblok en strak voor zich uit keek. Ik vroeg me af waarom ze hier stond, of ze iets gestolen had. Ze was niet opmerkelijk knap, maar ze had iets over zich heen waardoor ze toch zeker een schoonheid te noemen was. De laatste tijd had ik wel vaker zo'n gedachte bij bepaalde mensen. Sommige grepen me aan, waardoor ik nieuwschierig werd en meer wilde weten over het desbetreffende persoon.